Overzicht klimaatbeheersingssystemen

Belangrijke veiligheidsinstructies

Zware omstandigheden (bijv. Sterke luchtverontreiniging)
WAARSCHUWING
Ernstige omstandigheden (bijv.sterke luchtvervuiling) moet mogelijk het filter worden vervangen voordat het geplande vervangingsinterval is bereikt. Een verstopt filter vermindert het luchtvolume naar het interieur en de ruiten kunnen beslaan, het zicht verminderen en u en anderen in gevaar brengen.

Laat een verstopt filter zo snel mogelijk vervangen door een Mercedes-Benz dealer.

Volg de aanbevolen instellingen voor verwarming
WAARSCHUWING
Volg de aanbevolen instellingen voor verwarming en koeling op de volgende pagina's.

Anders kunnen de ruiten beslaan, waardoor het zicht wordt aangetast en u en anderen in gevaar worden gebracht.

Automatische klimaatregeling regelt de temperatuur en de luchtvochtigheid van het voertuiginterieur en filtert ongewenste stoffen uit de lucht.

Automatische klimaatregeling is alleen operationeel alsde motor draait. Optimale bediening wordt alleen bereikt als u rijdt met zijramen en schuifdak / panoramadak met elektrisch kiep- / schuifpaneel gesloten.

Ventileer het voertuig kortstondig

Ventileer het voertuig gedurende een korte periode bij warm weer, bijv. met behulp van de functie voor het openen van gemak.

Dit versnelt het koelproces en de gewenste binnentemperatuur van het voertuig wordt sneller bereikt.

Het geïntegreerde filter kan het meeste eruit filteren

Het geïntegreerde filter kan eruit filterende meeste stofdeeltjes en filtert de pollen volledig uit. Een verstopt filter vermindert de hoeveelheid lucht die naar het interieur van het voertuig wordt toegevoerd. Om deze reden dient u altijd het interval voor het vervangen van het filter in acht te nemen, dat wordt vermeld in het serviceboekje. Omdat het afhangt van de omgevingsomstandigheden, b.v. zware luchtverontreiniging, kan het interval korter zijn dan vermeld in het serviceboekje.

Bedieningspaneel voor klimaatregeling in twee zones

Alleen Canada

Alleen Canada

1 Stelt de temperatuur in, left 2 Ontdooit devoorruit3 Schakelt de ZONE-functie in / uit4 Activeert / deactiveert koeling met luchtontvochtiging Activeert / deactiveert de restwarmtefunctie5 Schakelt de achterruitverwarming aan / uit6 Stelt de temperatuur in, rechts7 Activeert / deactiveert de luchtcirculatiemodus8 Stelt de luchtverdeling in 9 Verhoogt de luchtstroom
10 Vermindert de luchtstroom
11 Schakelt klimaatregeling aan / uit 12 Zet klimaatregeling op automatisch

Alleen in de VS.

Alleen in de VS.

1 Stelt de temperatuur in, left 2 Ontdooit devoorruit3 Schakelt maximale koeling MAX COOL aan / uit4 Activeert / deactiveert koeling met luchtontvochtiging5 Schakelt de achterruitverwarming aan / uit6 Stelt de temperatuur in, rechts7 Activeert / deactiveert de luchtrecirculatiemodus8 Stelt de luchtverdeling in9 Verhoogt de luchtstroom
10 Vermindert de luchtstroom
11 Schakelt klimaatregeling aan / uit 12 Zet klimaatregeling op automatisch

Achterste bedieningspaneel alleen in combinatie met speciale stoelverwarming

Achterste bedieningspaneel alleen in combinatie met speciale stoelverwarming

1 Zet de klimaatregeling van het achtercompartiment opautomatisch2 Schakelt de klimaatregeling in het achtercompartiment in / uit3 Leidt de luchtstroom door de ventilatieopeningen achteraan4 Leidt de luchtstroom door de ventilatieopeningen in de voetenruimte

Opmerkingen over het gebruik van klimaatbeheersing

Het volgende bevat opmerkingen en aanbevelingen voor een optimale werking van de automatische klimaatregeling met twee zones.

- Activeer de klimaatregeling met de

toetsen. De controlelampjes gaan aan
en
de en
toetsen. De controlelampjes gaan aan
de
knoppen lichten op.
en
- Stel de temperatuur in op 72 ° F (22
knoppen lichten op.


- Stel de temperatuur in op 72 ° F. (22° C

- Gebruik de functie "ontdooien" slechts kort totdat de voorruit weer helder is.

- Gebruik de modus "luchtrecirculatie" slechts kortstondig, bijv.als er een onaangename geur van buitenaf is in een tunnel. De ruiten kunnen anders beslaan omdat er in de modus luchtcirculatie geen frisse lucht in de auto wordt gezogen.

- Gebruik de ZONE-functie om de temperatuurinstellingen aan de bestuurderszijde ook voor de passagierszijde over te nemen.

uit.
knop gaat
uit.

Bedieningspaneel voor automatische klimaatregeling in 3 zones

Alleen Canada

Alleen Canada

1 Stelt de temperatuur in, left 2 Ontdooit devoorruit3 Activeert / deactiveert de restwarmtefunctie4 Activeert / deactiveert koeling met luchtontvochtiging5 Schakelt de achterruitverwarming aan / uit6 Stelt de temperatuur in, rechts7 Schakelt de ZONE-functie in / uit8 Schakelt klimaatregeling aan / uit9 Stelt de luchtverdeling in10 Verhoogt de luchtstroom11 Vermindert de luchtstroom
12 Scherm
13 Past de instellingen van de klimaatregeling aan (LUCHTSTROOM) 14 Activeert / deactiveert de luchtrecirculatiemodus 15 Zet de klimaatregeling op automatisch

Achter bedieningspaneel

16 Verhoogt de luchtstroom 17 Stelt de temperatuur in
18 Stelt de klimaatregeling van het achtercompartiment in opautomatisch19 Regelt de luchtstroom door de ventilatieopeningen achteraan20 Regelt de luchtstroom door de ventilatieopeningen in de beenruimte21 Schakelt de klimaatregeling in het achtercompartiment in / uit22 Vermindert de luchtstroom

Alleen in de VS.

Alleen in de VS.

1 Stelt de temperatuur in, left 2 Ontdooit devoorruit3 Schakelt maximale koeling MAX COOL aan / uit4 Activeert / deactiveert koeling met luchtontvochtiging5 Schakelt de achterruitverwarming aan / uit6 Stelt de temperatuur in, rechts7 Schakelt de ZONE-functie aan / uit8 Schakelt klimaatregeling aan / uit9 Stelt de luchtverdeling in10 Verhoogt de luchtstroom11 Vermindert de luchtstroom
12 Scherm
13 Past de instellingen van de klimaatregeling aan (LUCHTSTROOM) 14 Activeert / deactiveert de luchtrecirculatiemodus 15 Zet de klimaatregeling op automatisch

Achter bedieningspaneel

16 Verhoogt de luchtstroom 17 Stelt de temperatuur in
18 Stelt de klimaatregeling van het achtercompartiment in opautomatisch19 Regelt de luchtstroom door de ventilatieopeningen achteraan20 Regelt de luchtstroom door de ventilatieopeningen in de beenruimte21 Schakelt de klimaatregeling in het achtercompartiment in / uit22 Vermindert de luchtstroom

Opmerkingen over het gebruik van automatische klimaatregeling met 3 zones

Het volgende bevat opmerkingen en aanbevelingen voor een optimale werking van de automatische klimaatregeling.

- Activeer de klimaatregeling met de

toetsen. De indicatielampjes in de
en
en
toetsen. De indicatielampjes in de
knoppen lichten op.
en
- In de automatische modus kunt u ook de
knoppen lichten op.


- In de automatische modus kunt u ook de

(FOCUS / MEDIUM / DIFFUSE). De
knop om een ​​klimaatmodus in te stellen
(FOCUS / MEDIUM / DIFFUSE). Het MIDDEL-niveau wordt aanbevolen.

- Stel de temperatuur in op 72 ° F. (22° C

- Gebruik de functie "ontdooien" slechts kort totdat de voorruit weer helder is.

- Gebruik de modus "luchtrecirculatie" slechts kortstondig, bijv.als er een onaangename geur van buitenaf is in een tunnel. De ruiten kunnen anders beslaan omdat er in de modus luchtcirculatie geen frisse lucht in de auto wordt gezogen.

- Gebruik de ZONE-functie om de temperatuurinstellingen aan de bestuurderszijde voor de passagierszijde en het achtercompartiment over te nemen.

- Gebruik desgewenst de restwarmtefunctie
knop gaat uit.


- Gebruik desgewenst de restwarmtefunctieverwarm of ventileer het interieur van de auto wanneer het contact is uitgeschakeld. De functie "restwarmte" kan alleen worden in- of uitgeschakeld als het contact is uitgeschakeld.</ p </p>